Van tentoonstellingsduif naar vliegmachine
Een groot verschil tussen succesvolle melkers en degenen die achterblijven, zit vaak in hoe ze naar hun duiven kijken. Vroeger was er veel aandacht voor de uiterlijke kenmerken: een mooie vleugel, een ronde borst, een elegante houding. Harold Calis trapte in diezelfde val. “We keken naar korte voorarmen, spreiding van de pennen, allemaal theorieën.”
Maar in de praktijk bleken al die mooie tentoonstellingsduiven nauwelijks in staat om prijzen te winnen. Ze zagen er op papier goed uit, maar konden het in de lucht niet waarmaken. Dat besef kwam pas echt toen ze in aanraking kwamen met de duiven van Koopman en andere topspelers. Daar zagen ze het verschil: het waren géén pronkstukken, het waren vliegmachines.
Sindsdien draait het bij Calis niet meer om de perfecte duif op papier, maar om de complete atleet. Dat betekent dat bouw en spierstructuur belangrijk zijn, maar ook karakter, herstelvermogen en vooral: constant presteren. Een duif die één keer vroeg zit, is geen topper. Een duif die tien keer bij de eersten zit, zonder uitval, dát is een kampioen.
Ze noemen het “de duif in de hand herkennen”, maar het is vooral een kwestie van leren, voelen, vergelijken en durven afwijzen. En dat laatste is misschien wel het moeilijkste: afscheid nemen van duiven waarin je hebt geïnvesteerd – in tijd, geld en emotie – als blijkt dat ze het niet waarmaken.
De intuïtie van een melker
Een van de krachtigste uitspraken van Harold is: “Toen ik bij Koopman die duiven in handen kreeg, wist ik: dit zijn ze.” Dat is geen wetenschap, geen meetinstrument, maar pure intuïtie. Toch is die intuïtie niet vaag. Het is het resultaat van jarenlang intensief werken met duiven, kijken, leren en vooral fouten maken.
Die intuïtie werd een kompas. Het bepaalde welke duiven het hok mochten versterken, welke paringen zinvol waren en welke duiven mochten blijven. Er werd niet alleen gekeken naar prestaties, maar ook naar herstelvermogen, gedrag op het hok en zelfs gedrag in de mand. Duiven die onder stress rustig bleven, kregen voorrang. Niet nerveus, niet onstabiel, maar evenwichtig.
Die ‘gevoel’-benadering werd doorgevoerd in alle lagen van het systeem. Zelfs in de voeding en training luisteren ze meer naar de signalen van de duif dan naar vaste schema’s. “Als ze goed trainen, krijgen ze goed voer. Als ze minder gaan, passen we iets aan. Maar altijd met beleid.”
En wat vooral opvalt: Harold heeft een scherp oog voor het totaalplaatje. Niet alleen de duif moet top zijn, ook de omstandigheden moeten kloppen. Hok, lucht, voeding, rust – alles moet meewerken om een duif in topvorm te krijgen én te houden. En als dat lukt? Dan vallen de duiven als vanzelf op de klep.
Speelsystemen en motivatie – Rust is het geheim
Waar veel liefhebbers zweren bij tonen, prikkels, neststanden en allerlei motivatie-trucjes, doen de Calissen precies het tegenovergestelde. Ze geloven niet in externe motivatie, maar in rust en structuur. De duif moet willen vliegen, niet omdat hij een partner heeft gezien, maar omdat hij gelukkig is, vertrouwen heeft en zich goed voelt.
“Een duif die gelukkig is, komt naar huis,” zegt Harold. En dat geluk bereik je niet met kunstgrepen, maar met een stabiele omgeving. De duiven krijgen na thuiskomst tijd met hun partner, maar pas ná de vlucht. Niet ervoor. En soms zelfs pas de volgende dag. Waarom? Omdat dat rust geeft – geen opwinding, geen stress, alleen focus.
Het systeem werkt. Sommige duiven hebben wekenlang geen partner gezien en vlogen desondanks naar topnoteringen. In één geval zelfs naar een derde nationale asduif. Andere duiven kregen een partner, maar zakten meteen in prestatie. Het laat zien: geluk en motivatie komen van binnenuit, niet van kunstmatige trucjes.
En wat misschien nog opvallender is: de Calissen doen ook niet aan tonen met broedschalen, nestpotten of andere vormen van ’trucmotivering’. Ze geloven in natuurlijke motivatie. De duiven worden niet overspannen, raken niet uitgeput van stress en blijven doorvliegen. Dat zorgt voor constante prestaties – iets wat veel belangrijker is dan een enkele uitschieter.
Geen show vooraf – Resultaten komen na het werk
De manier waarop Harold over motivatie spreekt, is verfrissend eerlijk. Hij gelooft er niet in om vóór de vlucht iets te forceren. “Een hond geef je ook niet eerst een koekje voor je zijn poot vraagt,” zegt hij. “Je vraagt eerst iets, daarna komt de beloning.” En dat is exact hoe het bij Calis gaat. Pas als de duif zijn werk heeft gedaan, volgt er een beloning in de vorm van samenzijn, rust en verzorging.
Toonmomenten voor de vlucht? Onzin, volgens Harold. Dat leidt alleen maar tot extra stress, onrust op het hok en afleiding. En dat kan weer zorgen voor slechte aankomsten. In plaats daarvan kiezen ze voor rust op vrijdag, goed eten en veel slaap. De duiven komen dan niet terug uit opgefokte drang, maar vanuit pure wilskracht. Dat verschil voel je – en zie je in de resultaten.
Ook op zaterdag, als de duiven thuiskomen, wordt er geen haast gemaakt. Ze krijgen tijd samen, water, grit, mineralen en rust. Geen race naar de volgende prikkel, maar een herstelperiode. En dat werkt. Week in, week uit.
Dat maakt het systeem van Calis bijzonder: het is eenvoudig, natuurlijk en gericht op de lange termijn. Geen hocus-pocus, geen magie. Alleen geduld, discipline en liefde voor de duif.
Volgende keer gaan we het hebben over natuurlijke motivatie
0 reacties