“Mijn avontuur begon op mijn zestiende,” zegt Bert, in die tijd was ik vooral nieuwsgierig – niet wetend dat deze eerste stap zou uitgroeien tot een levenslange passie. Zoals het met veel jongeren gaat, verschoof mijn aandacht tijdens mijn studiejaren naar andere dingen en raakten de duiven op de achtergrond. Maar de liefde voor de sport was nooit helemaal weg. Toen ik eenmaal in Almere ging wonen, begon het weer te kriebelen. De geur van het hok, het geluid van de vleugels die de lucht snijden – ik miste het meer dan ik besefte.Wat me in eerste instantie aantrok, was vooral de combinatie van zorg, strategie en competitie. Het verzorgen van de duiven is één ding, maar ze voorbereiden op een vlucht en dan vol spanning wachten tot ze terugkeren… dat is pure magie. Die spanning, dat moment waarop je een stipje aan de lucht ziet verschijnen en weet: “Daar komt er één van mij!” – daar leef je voor als melker.
De vonk sloeg definitief over toen ik als jonge jongen in ‘s-Graveland woonde. Mijn buurman, Nico Windt, had postduiven. Zijn passie werkte aanstekelijk. Ik stond regelmatig bij zijn hok, keek hoe hij zijn duiven verzorgde, en luisterde met open mond naar zijn verhalen over vluchten en prestaties. Het was niet alleen de sport die me aantrok, maar ook het vakmanschap en de discipline die erbij kwam kijken. Nico gaf me nooit echt duiven, maar zijn enthousiasme was aanstekelijk – het zette mij aan tot actie.
Zijn invloed heeft uiteindelijk mijn eigen benadering in de sport mede gevormd. Wat ik van hem leerde, is dat je er écht voor moet gaan. Je moet je duiven leren kennen, hun gedrag begrijpen, hun voorkeuren doorgronden. Alleen dan kun je presteren.
Beginnersgeluk
Bert lacht als hij terugdenkt aan zijn eerste vlucht bij de Plassenjagers. Zonder plan, zonder ervaring… en toch direct een 1e prijs vanaf Minderhout. “Dat was het moment. Toen wist ik: dit laat me nooit meer los.” Inmiddels vliegt Bert met een strak systeem, waarbij dubbel weduwschap, structuur en slimme kweekcombinaties centraal staan. En dat doet hij met veel succes.
Bij het opbouwen van mijn stam heb ik het geluk gehad om als jeugdlid geholpen te worden door Jan van Voorst uit Kortenhoef. Hij heeft mij niet alleen voorzien van goede duiven, maar ook van nog betere raad. Zijn begeleiding was goud waard. Jan leverde geen dure of prestigieuze lijnen, maar ‘gewoon’ goede boeren duiven – taaie vliegers die vroeg op de plank konden vallen. Duiven met karakter, die niet zomaar opgaven. Voor mij waren die veel waardevoller dan duiven met een indrukwekkende stamboom, maar zonder prestaties.
Ik geloof dan ook niet heilig in “naam” of “lijn”. Mijn overtuiging is simpel: een goede duif is een goede duif, ongeacht wat er op het stamboom papiertje staat. Het draait om prestaties in meerdere generaties, en om het vermogen om ook in moeilijke omstandigheden naar huis te komen. Die betrouwbaarheid is voor mij cruciaal.
Hoe ziet een trainingsweek eruit?
Structuur is alles. Mijn duiven trainen dagelijks één uur, eenmaal per dag. Dit gebeurt meestal vóór werktijd – in de vroege ochtend – of ’s avonds na terugkomst uit Amsterdam. Het vaste ritme is belangrijk. Duiven zijn gewoontedieren en floreren als ze weten waar ze aan toe zijn.
Tijdens die trainingsuren houd ik nauwlettend in de gaten hoe ze vliegen. Zijn ze enthousiast? Trainen ze echt of hangen ze rond? Ik geloof in kwaliteit boven kwantiteit. Liever een scherp uur trainen dan uren doelloos in de lucht hangen. Het trainen is niet enkel voor de spieren – het scherpt ook hun oriëntatievermogen en mentale weerbaarheid aan.
Schema of gevoel – wat bepaalt de planning?
Hoewel ik een strak schema aanhoudt, sluit ik mijn gevoel nooit uit. Soms zie je dat een duif moe is, of juist overloopt van energie. Dan pas ik mijn aanpak aan. Presteren is één ding, maar duiven gezond houden op lange termijn is belangrijker. Mijn schema biedt houvast, maar ik kijk altijd goed naar wat de duiven zelf laten zien.
Dat betekent dat ik bereid ben om vluchten over te slaan, of juist extra rustdagen in te lassen. Er is geen ruimte voor ego – alleen de duiven bepalen het tempo.
Wat betekent motivatie in het hok?
Motivatie bij duiven is een onderwerp waar veel over gezegd wordt, maar waar weinig vaste regels voor bestaan. In mijn geval – en dat zal voor veel werkende liefhebbers gelden – ontbreekt simpelweg de tijd om de duiven bewust te motiveren. Er is geen ruimte voor uitgebreide spelletjes of urenlang contact voor de vlucht. Mijn duiven moeten dus leren om zichzelf te motiveren. En geloof me, dat werkt vaak beter dan je denkt.
Een duif die intrinsiek gemotiveerd is, vliegt harder. Dat zie je terug in hun gedrag: ze zijn alert, trekken direct weg bij het loslaten, en komen bij thuiskomst als een pijl over de antenne. Dit type motivatie kun je nauwelijks aanleren – het zit in hun aard. Wat ik wél doe, is zorgen dat ze zich goed voelen in het hok. Een rustige sfeer, voldoende ruimte, goede voeding, en minimale stress – dat is de basis.
Verschillen in karakter tussen toppers en de rest
Er zijn duidelijk verschillen in karakter tussen goede duiven en de gemiddelde vlieger. De toppers gedragen zich nét even anders in het hok. Ze zijn vaak rustiger, observeren meer, en reageren scherp op veranderingen. Het zijn de duiven die niet met de massa meegaan, maar hun eigen koers varen. En op de vluchten zijn het diezelfde karaktertrekken die het verschil maken. Ze panikeren niet, nemen slimme routes, en keren terug waar anderen verdwalen.
Deze gedragingen zie je vaak al bij jonge duiven. Let goed op wie het initiatief neemt bij het trainen, wie het eerst op de plank zit, of wie altijd netjes en alert blijft bij het voeren. Dat zijn signalen dat je met een potentiële topper te maken hebt. Natuurlijk blijft het deels een gok – maar in de loop der jaren ontwikkel je een goed oog voor zulke duiven.
Prestaties om trots op te zijn
Wat was voor jou persoonlijk het mooiste of meest memorabele sportmoment?
Er zijn veel mooie momenten geweest, maar wat me het meest is bijgebleven zijn de ZLU-vluchten waarbij het lukte om op grote afstand – vanuit Almere Buiten – nog op de dag van lossing duiven thuis te krijgen. Soms zelfs nét voor het donker of in het donker. Dat is zeldzaam en bijzonder. Denk bijvoorbeeld aan vluchten boven de 1000 kilometer – dan weet je dat je met iets speciaals te maken hebt als je duif het haalt. Het is iedere keer weer een onvergetelijke ervaring.
Die momenten geven voldoening. Dan besef je: al die uren, die voorbereiding, het nauwgezette voeren, het trainen – het heeft resultaat opgeleverd. Het zijn de pieken in een sport die vaak uit lange stille fases bestaat. En precies die contrasten maken de sport zo verslavend.
Wat zijn je belangrijkste doelen voor de komende jaren?
Mijn focus ligt de komende jaren vooral op het behalen van vroege prijzen op de zware fondvluchten. Vooral de ZLU-vluchten (met ochtendlossing) en middaglossingen blijven me uitdagen. Het vraagt veel van je hok, je systeem, en je selectie. Maar het zijn precies die uitdagingen die het mooiste van de sport naar boven halen.
Vorig jaar boekte ik mooie resultaten, zoals de 13e Nationaal Marseille ZLU met de 1e duif in afdeling 7. Ook de 9e op de TXT Bergerac was een verrassende opsteker. Zulke prestaties smaken naar meer. Toch blijf ik realistisch: elk seizoen is weer anders. Wat vandaag werkt, is volgend jaar misschien achterhaald. Daarom blijf ik bijleren, observeren en bijsturen waar nodig.
Een topdag dankzij Niergnies
En dan is er nog een prachtige overwinning dat we niet onvermeld willen laten: de vlucht vanuit Niergnies. Een afstand van 287 kilometer, en zijn jaarling 402 uit 2024 won met vlag en wimpel. In Afdeling 7 liet deze duif maar liefst 6383 duiven achter zich, met een indrukwekkende snelheid van ruim 2040 meter per minuut. Een droom prestatie. Het zijn zulke momenten die de sport zo mooi maken. Alles klopt, alles valt op zijn plaats. En je weet: dit is waarvoor je het doet.
0 reacties