De oorsprong van het succes
Het fundament van het succes van de familie Calis werd niet gelegd door toeval, maar door jarenlange zorgvuldige keuzes, ervaring, vallen en opstaan. In de beginjaren presteerden ze matig. Zoals Harold het zelf zegt: “We presteerden gewoon niet goed.” De duiven die ze toen hadden, waren misschien mooi, maar niet effectief. Alles veranderde in 2008, toen Harold het roer resoluut omgooide.
De eyeopener kwam tijdens een bezoek aan Gerard Koopman. Daar zag hij wat échte kwaliteit inhield. Niet alleen qua stamboom, maar vooral qua type duif: een atletische bouw, een scherpe kop, goede vleugelstructuur – duiven die gemaakt waren om te vliegen, niet alleen om mooi te zijn. Dat was het keerpunt. Alles werd weggedaan. Er werd hard gewerkt, gespaard, overgewerkt. En met dat geld werden er gerichte aankopen gedaan bij Koopman, Sangers, Verbree en andere topliefhebbers.
Die eerste duiven – soms slechts drie of vier per jaar – legden het fundament voor de huidige stam. Ze kwamen uit topkoppels, vaak rechtstreeks of uit rechtstreekse kinderen van nationale winnaars en asduiven. Zo werd de lat hoog gelegd vanaf het begin. Deze investeringen waren geen luxe, maar noodzaak om echt nationaal mee te kunnen doen.
Bovendien werd het hok voortdurend aangevuld met nieuw bloed, maar steeds met een kritische blik. Alleen asduiven of duiven die constant presteren, kwamen in aanmerking. En als het niet bleek te passen? Dan werd ook dat zonder pardon weer uitgeselecteerd. Dat is de kern van de Calis-filosofie: alleen het allerbeste is goed genoeg.
De jaren van proberen en leren
Voordat de doorbraak kwam, ging het niet vanzelf. In de jaren 2000 kochten Harold en zijn vader veel klakken – jonge duiven uit andere hokken – maar zonder noemenswaardige resultaten. “Ik noem geen namen,” zegt Harold, “maar het was echt niks.” Dat leerproces – soms pijnlijk en duur – was achteraf gezien nodig om te begrijpen wat wél werkte.
De confrontatie met wat géén goede duif is, zorgde ervoor dat Harold zijn standaard ging aanscherpen. Niet langer afgaan op stambomen of reputaties, maar zelf voelen, kijken, analyseren. Zijn oordeel werd steeds scherper. Dat bracht hen in 2008 bij Koopman, en dat veranderde alles. “We hadden gewoon de goede niet,” zegt hij eerlijk. En toen hij ze wél had, ging de knop echt om.
Die ervaringen leerden hen ook om niet achter de massa aan te lopen. Toen anderen massaal kochten op naam, gingen Harold en zijn vader op zoek naar duiven die het in het hok bewezen hadden. Geen toevalstreffers, maar bewezen prestaties, vaak bij melkers die weinig show maakten maar keihard uitsloegen in de uitslagen.
Daarmee werd een hok opgebouwd dat niet op één lijn leunde, maar een uitgebalanceerde mix van de beste genen uit verschillende lijnen. Deze diversiteit zorgde ervoor dat de Calis-duiven niet alleen goed waren, maar ook goed doorgaven in de kweek. En dat maakt het verschil op lange termijn.
De ommezwaai in 2008: Gerard Koopman als keerpunt
2008 werd het begin van het moderne tijdperk op het hok Calis. Tijdens een bezoek aan Gerard Koopman realiseerde Harold zich dat hij jarenlang het verkeerde type duiven had gehad. Duiven die er mooi uitzagen, maar niet gemaakt waren om wedstrijden te winnen. “Die duiven die wij hadden, waren gewoon geen atleten,” zegt hij.
De aankoop bij Koopman – bescheiden van aantal, maar hoog van kwaliteit – bracht de eerste echte lijn in het hok. Daarna volgden aankopen bij Marcel Sangers, combinatie Verbree, Ruud Bakker, Nico van Noordenne en via PIPA een topper van Leideman. Alles had één gemene deler: prestaties. Geen duif werd aangekocht op naam alleen.
Wat Harold direct opviel bij Koopman was het gevoel: “Ik had meteen het idee – dit zijn ze.” De bouw, de uitstraling, de spieren – alles klopte. Het eerste jaar leverde nog geen wonderen op, maar elk jaar kwamen er een paar bij. En met elke nieuwe aankoop werd het hok sterker. In 2014 kwamen de eerste grote successen. Kampioenschappen volgden. Nationale topklasseringen ook.
Sindsdien blijven ze het hok opfrissen met doordachte keuzes. Niet om mee te liften op de nieuwste hype, maar om hun stam steeds weer te verbeteren. Zo groeit de kwaliteit gestaag door – en dat is voelbaar in de uitslagen.
De belangrijkste namen en invloeden in het kweekhok
De stam van Calis is gebouwd op een selectie van de beste genen uit diverse tophokken. Naast Koopman kwamen er belangrijke invloeden van Marcel Sangers, De combinatie Verbree leverde ook waardevolle duiven, net als Nico van Noordenne met zijn nationale asduif Torero.
Via PIPA werd een doffer van Leideman gekocht die letterlijk ‘raak’ was – een voltreffer. En recent zijn er duiven van de Bulck-lijn aangeschaft, waaronder drie kinderen van Angelina (zus van Kittel). En bij Sangers kwamen daar nog enkele Bulck duiven bij. Al deze duiven hebben iets gemeen: ze presteren of komen uit bewezen prestatielijnen.
Toch is het niet alleen afkomst wat telt. De Calissen kijken vooral naar het karakter, de vorm en het presteren onder druk. Een duif die het als jonge duif goed doet, maar daarna wegvalt, haalt het kweekhok niet. Alleen diegene die ook als oude duif in de top eindigt, mag mee. En zo bouwen ze al jaren aan een stabiele stam die keer op keer het verschil maakt.
Wat maakt een goede duif?
Voor Harold en Gerard Calis draait het niet om mooie ogen of lange pennen. Een goede duif is een atleet. Compact, gespierd, alert. Het gaat om de ‘look and feel’ – een combinatie van instinct en ervaring. Ze noemen het zelf ‘een gevoel’, maar dat gevoel is gebaseerd op duizenden duiven die ze door hun handen hebben laten gaan.
In het verleden geloofden ze ook in vleugeltheorieën en tentoonstellingspunten. Maar daar zijn ze vanaf gestapt. “Een duif met 92,5 punten op een tentoonstelling is mooi, maar als hij niet vliegt, heb je er niks aan.” Nu gaat het alleen nog om prestaties. Dat zie je, voel je en merk je in de hand.
Toch blijft er een mysterie rondom de allerbeste duiven. Waarom presteren sommige broers of zussen niet, terwijl één duif ineens alles wint? Harold erkent: “Het blijft een beetje magie.” Maar met het juiste systeem, een scherpe selectie en veel vliegervaring, vergroot je de kans op zo’n topper – en dat is precies wat zij doen.
Volgende keer gaan we het hebben over theorie en realiteit
0 reacties